Uitspraak 202306863/1/V3


Volledige tekst

202306863/1/V3.
Datum uitspraak: 27 december 2023

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak met toepassing van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht op het hoger beroep van:

[de vreemdeling],

appellant,

tegen de uitspraak van de rechtbank Den Haag, zittingsplaats Rotterdam, van 2 november 2023 in zaak nr. NL23.30374 in het geding tussen:

de vreemdeling

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 21 september 2023 heeft de staatssecretaris een aanvraag van de vreemdeling om hem een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd te verlenen, niet in behandeling genomen.

Bij uitspraak van 2 november 2023 heeft de rechtbank het daartegen door de vreemdeling ingestelde beroep ongegrond verklaard.

Tegen deze uitspraak heeft de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. J. Hemelaar, advocaat te Leiden, hoger beroep ingesteld.

De staatssecretaris en de vreemdeling hebben op verzoek van de Afdeling nadere schriftelijke inlichtingen gegeven.

Overwegingen

Inleiding

1.       De vreemdeling heeft de Soedanese nationaliteit. De staatssecretaris heeft zijn aanvraag om een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling genomen, omdat volgens hem op grond van de Dublinverordening Roemenië verantwoordelijk is voor de behandeling daarvan.

Deze uitspraak gaat over de vraag of de staatssecretaris zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat hij bij de toepassing van de Dublinverordening voor Roemenië mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel en dat de vreemdeling geen reëel risico loopt dat hij na overdracht aan Roemenië terechtkomt in een situatie die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM. Daarbij zal met name worden ingegaan op het risico dat een overgedragen Dublinclaimant door de Roemeense autoriteiten op basis van een ‘readmission agreement’ (hierna: overnameovereenkomst) naar Servië gebracht zal worden, zonder dat de Roemeense autoriteiten een verzoek om internationale bescherming in behandeling nemen en daarop beslissen.

1.1.    Deze uitspraak heeft uit een oogpunt van rechtseenheid, rechtsontwikkeling en rechtsbescherming in algemene zin en door de fundamentele aard van de rechtsvraag die wordt behandeld, een meer algemene, zaaksoverstijgende strekking (vergelijk de uitspraak van de Afdeling van 21 november 2018, ECLI:NL:RVS:2018:3735, onder 1.1). Daarom heeft de Afdeling ook bronnen betrokken die niet door partijen zijn overgelegd, maar in andere zaken bij de Afdeling onder de aandacht zijn gebracht. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld te reageren op deze bronnen. De bijlage bij deze uitspraak bevat een overzicht van deze bronnen. Deze bijlage maakt deel uit van deze uitspraak.

Overgelegde bronnen en regelgeving

2.       Tot de overgelegde bronnen behoort het rapport van Asylum Information Database (hierna: AIDA), 'Country Report: Romania (2022 Update)', van mei 2023. Hieruit volgt dat vreemdelingen die illegaal de grens tussen Servië en Roemenië proberen over te steken, slachtoffer kunnen worden van gewelddadige pushbacks (p. 19 en verder). Dat houdt in dat zij terug worden gestuurd naar Servië, zonder dat zij een verzoek om internationale bescherming kunnen doen en de asielprocedure kunnen doorlopen. Uit dit rapport volgt daarnaast dat de Roemeense politie heeft gemeld dat zij in 2022 685 personen naar Servië hebben gebracht op basis van de overnameovereenkomst.

2.1.    De overnameovereenkomst is een overeenkomst tussen de Europese Unie (hierna: EU) en Servië (zie Besluit 2007/819/EG van de Raad van 8 november 2007 betreffende de sluiting van de Overeenkomst tussen de Europese Gemeenschap en de Republiek Servië betreffende de overname van personen die zonder vergunning op het grondgebied verblijven (PB 2007, L 334/45)). Deze overeenkomst wordt toegepast op vreemdelingen uit derde landen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van Roemenië en die illegaal via Servië de grens zijn overgestoken (artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b, van de overnameovereenkomst).

2.2.    De vreemdeling heeft gewezen op het rapport van KlikAktiv - Center for Development of Social Policies van januari 2023. KlikAktiv is een niet-gouvernementele organisatie uit Servië, die steun biedt aan migranten en de situatie aan de buitengrenzen van de EU monitort en daar getuigenissen over pushbacks verzamelt. In dit rapport staat dat de overnameovereenkomst tussen Servië en de Europese Unie in toenemende mate onrechtmatig wordt toegepast, doordat de Roemeense autoriteiten ook vreemdelingen met een asielwens terugbrengen naar Servië (p. 5 en 6). Verder staat in dit rapport dat er vier getuigenissen zijn van vreemdelingen die door Oostenrijk, Duitsland, België en Slowakije zijn overgedragen aan Roemenië op grond van de Dublinverordening, waarna zij zijn teruggebracht naar Servië. In het rapport wordt specifiek de situatie van een vreemdeling genaamd S.A. beschreven, die door de Oostenrijkse autoriteiten op grond van de Dublinverordening is overgedragen aan de Roemeense autoriteiten, waarna hij binnen een paar weken op grond van de overnameovereenkomst naar Servië is gebracht, ondanks dat hij een asielwens uitte.

De uitspraak van de rechtbank en de grief van de vreemdeling

3.       De rechtbank heeft overwogen dat de vreemdeling niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij, als vanuit Nederland aan Roemenië overgedragen Dublinclaimant, bij overdracht een reëel risico loopt dat de Roemeense autoriteiten hem naar Servië brengen zonder dat hij de mogelijkheid krijgt om de asielprocedure te doorlopen. De overgelegde informatie leidt volgens de rechtbank niet tot de conclusie dat de Roemeense autoriteiten stelselmatig hun internationale verplichtingen schenden voor Dublinclaimanten. Volgens de rechtbank zijn de meldingen in het rapport van KlikAktiv daarvoor te summier en onvoldoende concreet.

3.1.    De vreemdeling betoogt in zijn eerste, derde, vijfde en zesde grief dat de rechtbank ten onrechte heeft overwogen dat het aan hem is om aannemelijk te maken dat hij bij overdracht aan Roemenië een reëel risico loopt op een behandeling in strijd met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM, en dat hij daarin niet is geslaagd. Volgens de vreemdeling is het aan de staatssecretaris om nader onderzoek te doen voordat hij zich op het standpunt kan stellen dat hij voor Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan, omdat al niet meer in geschil is dat er pushbacks plaatsvinden.

Beoordeling

Het interstatelijk vertrouwensbeginsel en het toetsingskader

4.       Bij de beoordeling welke lidstaat op grond van de toepasselijke criteria van de Dublinverordening verantwoordelijk is voor de behandeling van een door een vreemdeling bij een van de lidstaten van de EU ingediend asielverzoek, gaat de staatssecretaris uit van het vermoeden dat de behandeling van een vreemdeling in de aangezochte lidstaat in overeenstemming is met de bepalingen van het EU Handvest, het Vluchtelingenverdrag en het EVRM (zie het arrest van het Hof van Justitie van 19 maart 2019, Jawo, ECLI:EU:C:2019:218, punten 80 en 81).

4.1.    Zoals de Afdeling heeft overwogen in onder meer haar uitspraken van 13 april 2022, ECLI:NL:RVS:2022:1042 en ECLI:NL:RVS:2022:1043, over de situatie in Kroatië, is dat vermoeden weerlegbaar en is het aan de vreemdeling om feiten en omstandigheden aan te voeren waaruit zou kunnen worden afgeleid dat niet van dat vermoeden mag worden uitgegaan. Uit die uitspraken volgt verder hoe de vreemdeling invulling kan geven aan die verplichting en onder welke omstandigheden de staatssecretaris gehouden is nader onderzoek te doen in de aangezochte lidstaat.

4.2.    De Afdeling heeft in de uitspraken van 13 april 2022 ook het toetsingskader neergelegd aan de hand waarvan zij beoordeelt of de staatssecretaris zich terecht op het standpunt stelt dat hij van het interstatelijk vertrouwensbeginsel mag uitgaan en dat de vreemdeling geen reëel risico loopt dat hij bij terugkeer naar die lidstaat terechtkomt in een situatie die in strijd is met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM.

In deze zaak betekent dat dat de Afdeling zal beoordelen of er aanknopingspunten zijn dat de asielprocedure in Roemenië een fundamentele systeemfout bevat die de bijzonder hoge drempel van zwaarwegendheid bereikt en die relevant is voor de specifieke overdracht van Dublinclaimanten aan Roemenië. De Afdeling verwijst naar het arrest Jawo, punten 83-85 en 91-93.

De situatie in Roemenië

4.3.    Uit de overgelegde rapporten volgt dat vreemdelingen op grond van de overnameovereenkomst vanuit Roemenië worden overgebracht naar Servië. In geschil is of deze praktijk ook wordt toegepast op vanuit andere lidstaten aan Roemenië overgedragen Dublinclaimanten, zonder dat zij de behandeling van een ingediende asielaanvraag in Roemenië kunnen afwachten. Uit de overgelegde rapporten volgt dat de rechtbank deze vraag terecht ontkennend heeft beantwoord. Uit het overgelegde rapport van AIDA en het rapport van KlikAktiv volgt niet dat aan Roemenië overgedragen Dublinclaimanten slachtoffer zijn geweest van een onrechtmatige overbrenging op grond van de overnameovereenkomst of van een pushback.

4.4.    De Afdeling betrekt ten eerste bij haar oordeel dat uit het rapport van AIDA volgt dat er in Roemenië aan de buitengrens sprake is van een pushbackpraktijk, maar niet dat pushbacks ook verder landinwaarts plaatsvinden. Als dat laatste wel het geval is, lopen Dublinclaimanten een groter risico om slachtoffer te worden van pushbacks. In dit kader acht de Afdeling verder van belang dat uit het rapport volgt dat ook als een asielaanvraag na een Dublinoverdracht als opvolgende aanvraag wordt beschouwd, in de Roemeense wetgeving is gewaarborgd dat een vreemdeling in ieder geval gedurende vijf dagen op het grondgebied mag verblijven en dat in die periode wordt besloten over de ontvankelijkheid van de opvolgende aanvraag, waarbij het beginsel van non-refoulement in acht moet worden genomen. Zie daarover de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2021, ECLI:NL:RVS:2021:1645, onder 5.2. Als een vreemdeling het niet eens is met de beslissing daarover, kan hij daartegen in beroep gaan bij de rechtbank en kan hij verzoeken om in afwachting daarvan op het grondgebied te mogen verblijven (p. 78 tot en met 80). Uit de andere bronnen komt op deze punten geen ander beeld naar voren.

4.5.    Uit het rapport van KlikAktiv van januari 2023 volgt dat de Roemeense politie vreemdelingen op grond van de overnameovereenkomst naar Servië brengt als ze vanuit dat land Roemenië zijn binnengekomen. Maar het rapport biedt geen aanknopingspunten voor de conclusie dat deze overeenkomst ten onrechte op vanuit andere lidstaten aan Roemenië overgedragen Dublinclaimanten wordt toegepast, zonder dat zij de kans krijgen om een asielaanvraag in te dienen en de behandeling daarvan af te wachten. In het rapport wordt gedetailleerd de situatie beschreven van een vreemdeling genaamd S.A., die door de Oostenrijkse autoriteiten op grond van de Dublinverordening aan Roemenië is overgedragen. Uit de omschrijving van zijn situatie volgt echter ook dat er een terugkeerbesluit tegen hem is uitgevaardigd, voordat hij krachtens de overnameovereenkomst naar Servië is gebracht. Het rapport bevat een afdruk van dit terugkeerbesluit, waarin staat dat zijn asielprocedure is afgesloten. Uit het rapport blijkt ook dat S.A. in februari 2020 enige dagen in Servië had verbleven, voordat hij via Roemenië en Hongarije naar Oostenrijk ging.

Omdat er een terugkeerbesluit tegen S.A. is uitgevaardigd, viel hij onder het toepassingsbereik van de overnameovereenkomst, zoals dat volgt uit artikel 3, eerste lid, aanhef en onder b. Daarin staat dat de overeenkomst van toepassing is op vreemdelingen die niet of niet meer voldoen aan de voorwaarden voor binnenkomst of verblijf op het grondgebied van Roemenië.

Vreemdelingen die een asielverzoek hebben ingediend, vallen daar niet onder. Krachtens artikel 9, eerste lid, van de Procedurerichtlijn heeft een vreemdeling die een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan waarover nog geen definitieve beslissing is genomen, het recht om in de betreffende lidstaat te verblijven. De overnameovereenkomst kan daarom per definitie niet rechtsgeldig worden toegepast op asielzoekers.

Hoewel in het rapport staat dat die vreemdeling een asielwens had, is niet onderbouwd dat hij daadwerkelijk een verzoek om internationale bescherming heeft gedaan waarover nog geen definitieve beslissing was genomen. In dit kader wijst de Afdeling erop dat in de inleiding van het rapport staat dat de informatie in het rapport is gebaseerd op verklaringen van vreemdelingen en het is niet gebleken dat de door hen gestelde feiten zijn gecontroleerd of door andere bronnen worden bevestigd. De informatie in dit rapport is dan ook onvoldoende om te concluderen dat Roemenië zich systematisch schuldig maakt aan onrechtmatige overbrengingen van Dublinclaimanten naar Servië krachtens de overnameovereenkomst.

Het rapport maakt verder melding van drie andere personen die zouden zijn overgedragen aan Servië, maar hun situaties worden niet gedetailleerd uitgewerkt, zodat daarop geen conclusie kan worden gebaseerd.

4.6.    Er is daarom geen aanleiding om te veronderstellen dat de vreemdeling een reëel risico loopt op een met artikel 4 van het EU Handvest en artikel 3 van het EVRM strijdige behandeling door te worden verwijderd van het Roemeense grondgebied zonder behandeling van zijn asielverzoek. De Afdeling verwijst ter vergelijking naar het arrest van het EHRM van 4 november 2014, Tarakhel tegen Zwitserland, ECLI:CE:ECHR:2014:1104JUD002921712, paragrafen 93 en 120.

Slotsom

5.       De rechtbank heeft terecht overwogen dat de staatssecretaris terecht voor Roemenië van het interstatelijk vertrouwensbeginsel is uitgegaan en dat door overdracht van de vreemdeling aan Roemenië geen situatie zal ontstaan in strijd met artikel 4 van het EU Handvest of artikel 3 van het EVRM. De grieven falen.

6.       Wat de vreemdeling in de overige grieven heeft aangevoerd, leidt niet tot vernietiging van de uitspraak van de rechtbank. Dit oordeel hoeft niet verder te worden gemotiveerd. De reden daarvoor is dat deze grieven geen vragen bevatten die in het belang van de rechtseenheid, de rechtsontwikkeling of de rechtsbescherming in algemene zin beantwoord moeten worden (artikel 91, tweede lid, van de Vw 2000).

7.       Het hoger beroep is ongegrond. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd. De staatssecretaris hoeft geen proceskosten te vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

bevestigt de aangevallen uitspraak.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. N. Verheij en mr. D.A. Verburg, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Buntjer, griffier.

w.g. Sevenster
voorzitter

w.g. Buntjer
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 27 december 2023

962

BIJLAGE

1.       Rapport van KlikAktiv - Center for Development of Social Policies, ‘New developments on the Balkan refugee route: illegal push backs from Romania to Serbia’, december 2021;

2.       E-mail van KlikAktiv aan VluchtelingenWerk Nederland van 28 december 2021;

3.       Rapport van Border Violence Monitoring Network, ‘Black Book of Pushbacks’, december 2022;

4.       Rapport van KlikAktiv - Center for Development of Social Policies, ‘Formalizing Pushbacks - The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian border’, januari 2023;

5.       Brief van VluchtelingenWerk Nederland, ‘Roemenië - Dublinterugkeerders en statushouders’, 28 januari 2023;

6.       Verklaring van KlikAktiv - Center for Development of Social Policies, ‘Statement, Regarding the case of S.A. from Syria, which was presented in the report "Formalizing pushbacks - The use of readmission agreements in pushback operations at the Serbian-Romanian Border"’, 13 februari 2023;

7.       Rapport van U.S. Department of State, ‘2022 Country Reports on Human Rights Practices: Romania’, 20 maart 2023;

8.       Rapport van Asylum Information Database, 'Country Report: Romania (2022 Update)', mei 2023;

9.       Brief van VluchtelingenWerk Nederland, ‘Roemenië - positie Dublinterugkeerders’, 8 juni 2023.