Wijziging van het Besluit energieprestatievergoeding huur (modernisering).


Volledige tekst

Bij Kabinetsmissive van 30 mei 2023, no. 2023001282, heeft Uwe Majesteit, op voordracht van de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, bij de Afdeling advisering van de Raad van State ter overweging aanhangig gemaakt het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit energieprestatievergoeding huur (modernisering), met nota van toelichting.

Het ontwerpbesluit voorziet in actualisering van de regels inzake de  energieprestatievergoeding zodat het voor verhuurders aantrekkelijker wordt om woningen te bouwen of renoveren die voldoen aan de eisen voor een dergelijke vergoeding en de positie van de huurder wordt versterkt. Met een energieprestatievergoeding kunnen verhuurder en huurder een maandelijkse vergoeding afspreken voor de energieprestatie van de woning, naast de huur en eventuele servicekosten.

De Afdeling advisering van de Raad van State begrijpt de wenselijkheid van actualisering van de regels inzake de energieprestatievergoeding. Wel adviseert zij de doelstelling(en) van het besluit te verduidelijken. In verband daarmee is aanpassing van de toelichting wenselijk.

1. Achtergrond en inhoud besluit

Sinds september 2016 kan een energieprestatievergoeding worden overeengekomen tussen huurder en verhuurder, zowel bij nieuwbouw als renovatie van een bestaande woning. Deze mogelijkheid is in het leven geroepen om te corrigeren dat bij bepaalde verduurzamingsmaatregelen de investeringen en de daaruit voortkomende voordelen niet evenredig zijn verdeeld tussen verhuurder en huurder.

In maart 2019 is de regeling inzake de energieprestatievergoeding geëvalueerd. (zie noot 1) Uit de evaluatie kwam naar voren dat de vergoeding bijdraagt aan de realisatie van zeer energiezuinige woningen. Tegelijkertijd loopt het aantal woningen met een energieprestatievergoeding achter bij de verwachtingen. De reden voor deze achterblijvende ontwikkeling is deels de sterk gestegen kosten op de bouwmarkt en deels de knelpunten in de regelgeving, die door woningcorporaties als ingewikkeld wordt ervaren. (zie noot 2) In de praktijk hebben alleen woningcorporaties de energieprestatievergoeding toegepast. (zie noot 3)

Naar aanleiding van de evaluatie en bijbehorende toezegging aan de Tweede Kamer (zie noot 4) wordt het onderhavige besluit voorgesteld, dat onder meer voorziet in:
• aansluiting bij actuele normen, zoals de standaard voor woningisolatie en het energielabel, waardoor meer woningen (waaronder meer meergezinswoningen en renovatiewoningen) in aanmerking komen voor een energieprestatievergoeding;
• aansluiting bij actuele berekeningsmethoden voor de energieprestatie van een woning;
• vereenvoudiging van de monitoringseisen;
• versterking van de bescherming van de huurder door introductie van een compensatieregeling.

2. Doelstelling besluit

In de toelichting is aangegeven wat de aanleiding is van het besluit en wordt vermeld dat de onderhavige wijziging goed aansluit bij het Klimaatakkoord uit 2019 en bij het Programma Versnelling Verduurzaming Gebouwde Omgeving uit 2022 (hierna: "Programma"). Daarbij wordt aangegeven dat op grond van het Programma de doelstelling is één miljoen huurwoningen naar de standaard voor woningisolatie te brengen. (zie noot 5)

De toelichting expliciteert echter niet de doelstelling(en) van het besluit zelf. (zie noot 6) Hierdoor blijft onduidelijk wat de precieze relatie is tussen het besluit enerzijds en het Klimaatakkoord en het Programma anderzijds. Zo laat de toelichting in het midden of met dit besluit getracht wordt om een bepaald aantal van de beoogde één  miljoen woningen naar de standaard te brengen (kwantitatief doel) of dat er een andere, meer kwalitatieve, doelstelling wordt nagestreefd. (zie noot 7)

In dit kader is mede van belang dat de energieprestatievergoeding is opgezet voor woningcorporaties en andere verhuurders. (zie noot 8) Zoals hierboven vermeld, hebben in de praktijk alleen woningcorporaties de vergoeding toegepast. Beoogt het besluit ook private verhuurders ertoe te bewegen de energieprestatievergoeding te hanteren en zo ja, in welke mate? De Afdeling acht het, mede met het oog op de aangekondigde evaluatie van de regeling inzake de energieprestatievergoeding in 2025, (zie noot 9) wenselijk dat de toelichting duidelijkheid schept over de met de wijziging nagestreefde doelen.

De Afdeling adviseert de toelichting op dit punt aan te vullen.

De Afdeling advisering van de Raad van State heeft een aantal opmerkingen bij het ontwerpbesluit en adviseert daarmee rekening te houden voordat een besluit wordt genomen.

De waarnemend vice-president van de Raad van State


Voetnoten

(1) CE Delft, Evaluatie wet EPV, maart 2019.
(2) CE Delft, Evaluatie wet EPV, maart 2019, p. 6.
(3) Toelichting, paragraaf 1.3 (Resultaten evaluatie EPV).
(4) Kamerstukken II 2018/19, 34 228, nr. 25 en Kamerstukken II 2020/21, 32 813, nr. 673.
(5) Dit betreft volgens de toelichting 675.000 sociale huurwoningen en 325.000 woningen van private verhuurders. Daarnaast geldt voor woningcorporaties een doelstelling om 450.000 aardgasvrije huurwoningen te realiseren, zie toelichting, paragraaf 1.1 (Wijziging van de energieprestatievergoeding).
(6) Zie aanwijzing 4.43, onderdeel a, van de Aanwijzingen voor de regelgeving.
(7) Bij dit laatste kan onder meer worden gedacht aan de noodzaak van het besluit in relatie tot de huidige beweeglijke energieprijzen en bouwkosten voor (duurzame) renovatie en nieuwbouw.
(8) Toelichting, paragraaf 1.1 (Wijziging van de energieprestatievergoeding).
(9) Toelichting, paragraaf 9 (Evaluatie).