In een snel veranderende en turbulente wereld is de democratische rechtsstaat nog steeds de ultieme randvoorwaarde en waarborg voor vreedzame (co-)existentie en voorspoed. Dat spreekt niet vanzelf.

De democratische rechtsstaat functioneert weliswaar, maar staat niettemin onder druk, zowel intern als extern door geopolitieke bedreigingen. Verleidingen van autocratische en technocratische tendensen en algocratie vormen een niet te onderschatten risico. Het is enerzijds zaak om de voedingsbodem voor deze verleidingen weg te nemen en anderzijds om de rechtsstaat niet alleen te onderhouden, maar ook te versterken en door te ontwikkelen. Drie kernvoorwaarden zijn belangrijk: stabiele instituties waarvoor toereikende middelen beschikbaar zijn, het waarborgen van de nationale soevereiniteit in de context van een robuuste internationale rechtsorde, en een cultuur waarin de democratische rechtsstaat wordt begrepen, gedragen en uitgedragen. De weerbaarheid van de democratische rechtsstaat kan op verschillende gebieden worden verbeterd, onder meer door wetgeving met betrekking tot politieke partijen en door het moderniseren en toekomstbestendig maken van het staatsnood- en crisisrecht. Innovatie of doorontwikkeling van de rechtsstaat is eveneens nodig. Daarvoor kunnen drie uitgangspunten worden geïdentificeerd: vernieuwing waar het knelt, niet meer maar beter, en niet alleen slim maar ook verstandig. Doorontwikkeling kan plaatsvinden bij digitale technologieën, in de maatschappelijke functie en toekomstbestendigheid van de Grondwet en in een sterkere rechtsstatelijke cultuur. In dit kader doet de Raad van State enkele gerichte aanbevelingen.

Voor het verstandig en niet alleen maar slim gebruik van AI en andere digitale technologieën is het wenselijk om regulering en toezicht te ontwikkelen. Daarbij is het van groot belang dat burgers in de gelegenheid zijn om kennis te nemen van de gegevens die de overheid over hen bewaart of gebruikt en dat zij deze tijdig en eenvoudig kunnen corrigeren. Onnodige gegevens moeten zij uit overheidssystemen kunnen laten verwijderen. Ook verdient een recht op informatie aanbeveling, wat behelst dat in een besluit staat of gebruik wordt gemaakt van algoritmen en hoe daarover informatie kan worden verkregen. Verder verdient aanbeveling om in hoofdstuk 4 van de Awb een nieuwe titel op te nemen over algoritmische besluitvorming. Het bestuursprocesrecht kan ook meer op deze vormen van besluitvorming worden toegesneden. Hiernaast zou het wenselijk zijn om een recht op toegang en zinvol contact met de overheid als een nieuw beginsel van behoorlijk bestuur te ontwikkelen. Bovendien betekent verstandig gebruik van digitale technologieën ook het gebruikmaken ervan om bestaande systemen en (toegang tot) rechtsstatelijke arrangementen te verbeteren. De aannames en veronderstellingen die voorafgaan aan de inzet van voortschrijdende digitale technologieën moeten publiekelijk doordacht en besproken worden, tegen de achtergrond van de ultieme menselijke beslissingsmacht en verantwoordelijkheid.

Een (her)bezinning op de maatschappelijke functie van de Grondwet vereist een breder debat dan nu het geval is. Het is aan te bevelen dat een verkenning plaatsvindt naar het functioneren van grondrechten in het tijdperk van digitale ontwikkelingen en grote veranderingen op onder meer het gebied van klimaat. Een nadere doordenking van de huidige in de Grondwet opgenomen grondrechtencatalogus inclusief de mogelijke uitbreiding en de huidige beperkingssystematiek is daarbij nuttig, mede tegen de achtergrond van de mogelijke invoering van een vorm van constitutionele rechterlijke toetsing. Ook kan worden verkend of, en zo ja, hoe belangrijke ongeschreven staatsrechtelijke beginselen en conventies, zoals de vertrouwensregel, hun vertaling kunnen vinden in de Grondwet. Tot slot is op dit onderdeel een versterkte aandacht in het parlement voor de constitutionele aspecten van wet- en regelgeving aan te bevelen, mede aan de hand van de daartoe strekkende beoordeling van de Afdeling advisering.

Het zorgdragen voor een sterke, gedragen én uitgedragen rechtsstatelijke cultuur vraagt de inspanningen van velen. Het verdient aanbeveling als regering en parlement hieraan nadrukkelijk prioriteit geven en daarbij zowel de rechtspraak als andere voor de rechtsstaat relevante instituties en sectoren betrekken. Expliciet politiek debat over de constitutionele en rechtsstatelijke aspecten van wetsvoorstellen, kan daaraan bijdragen, evenals het voortzetten van de zogenoemde ‘rechtsstaatdialogen’. Een sterke rechtsstatelijke cultuur vraagt niet alleen om zorgvuldige omgang, respect en begrip van de belangrijkste institutionele spelers, maar ook om structurele aandacht en kennisvorming bij burgers en in veel publieke sectoren. Behalve kennis zijn ook vaardigheden van belang om responsiviteit, procedurele rechtvaardigheid en eerlijke behandeling te bewerkstelligen.