Uitspraak 202400562/1/V2


Volledige tekst

202400562/1/V2.
Datum uitspraak: 24 april 2024

AFDELING
BESTUURSRECHTSPRAAK

Uitspraak in het geding tussen:

[de vreemdeling],
de vreemdeling,

en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid.

Procesverloop

Bij besluit van 10 januari 2024 heeft de staatssecretaris een zogenoemd besluit- en vertrekmoratorium bekendgemaakt voor vreemdelingen uit de Palestijnse gebieden (Stcrt. 2024, nr. 149).

Tegen dit besluit heeft de vreemdeling beroep ingesteld.

De staatssecretaris heeft een verweerschrift ingediend.

De vreemdeling heeft een nader stuk ingediend.

De Afdeling heeft de zaak, gelijktijdig met zaken nrs. 202400561/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2024:1663) en 202400579/1/V2 (ECLI:NL:RVS:2024:1665), op een zitting behandeld op 20 maart 2024, waar de vreemdeling, vertegenwoordigd door mr. P.J. Schüller, advocaat te Amsterdam, en de staatssecretaris, vertegenwoordigd door mr. E.C. Pietermaat, advocaat te Den Haag, en mr. R.A. Visser, zijn verschenen.

Overwegingen

1.       De vreemdeling stelt dat hij afkomstig is uit Gaza. De staatssecretaris bestrijdt dit niet. De vreemdeling heeft in 2022 in Nederland asiel aangevraagd.

2.       De in het beroep aan de orde gestelde rechtsvraag over de motivering door de staatssecretaris van het besluit tot het instellen van het besluitmoratorium voor de Palestijnse gebieden, heeft de Afdeling beantwoord in de uitspraak van vandaag, ECLI:NL:RVS:2024:1663. Het besluit van 10 januari 2024 (Stcrt. 2024, nr. 149) is vernietigd, voor zover de staatssecretaris daarbij een besluitmoratorium heeft ingesteld.

3.       Het beroep is gegrond. Alles wat de vreemdeling de Afdeling meer of anders heeft verzocht te oordelen, wordt niet besproken. Het beroep van de vreemdeling was namelijk gericht tegen het besluit tot het instellen van een besluitmoratorium en dat besluit is vernietigd.

4.       De staatssecretaris moet de proceskosten vergoeden.

Beslissing

De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State:

I.        verklaart het beroep gegrond;

II.       veroordeelt de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid tot vergoeding van bij de vreemdeling in verband met de behandeling van het beroep opgekomen proceskosten tot een bedrag van € 1.750,00, geheel toe te rekenen aan door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

Aldus vastgesteld door mr. H.G. Sevenster, voorzitter, en mr. C.J. Borman en mr. A.J.C. de Moor-van Vugt, leden, in tegenwoordigheid van mr. J.R. Trox, griffier.

w.g. Sevenster
voorzitter

w.g. Trox
griffier

Uitgesproken in het openbaar op 24 april 2024

968